Naamloos 1

‘De waterstofeconomie moet op eigen benen kunnen staan’

Waterstof speelt een sleutelrol in de energietransitie, maar vraagt om scherpe keuzes van zowel overheid als bedrijfsleven. Een vraaggesprek met Jörg Gigler, directeur van TKI Nieuw Gas, die een nieuw kabinet oproept om energie- en industriebeleid veel sterker met elkaar te verbinden.

Wat doet TKI Nieuw Gas precies?

TKI Nieuw Gas is onderdeel van de Topsector Energie. TKI staat voor ‘Topconsortia voor Kennis en Innovatie’. Wij zijn een publiek-private samenwerking die zich richt op het versnellen van innovaties in de energietransitie. Onze missie is om een veilige, betrouwbare en inclusieve energietoekomst mogelijk te maken. Daarbij kijken we nadrukkelijk ook naar de maatschappelijke kant van die transitie.

Wij helpen partijen die innovaties daadwerkelijk in de praktijk brengen. Of je nu een startup bent of een multinational – iedereen die wil innoveren, kan zich bij ons melden. Wij helpen met inhoudelijke programmering, kennisdeling, netwerken, financiering en het wegwijs maken in het subsidie- en innovatielandschap.

Hoe ziet dat er in de praktijk uit?

Onze activiteiten zijn grofweg op te delen in drie hoofdtaken. Ten eerste programmeren we: we zetten inhoudelijke lijnen uit voor de toekomst, samen met ons innovatie-ecosysteem. Neem elektrolyse – dat moet goedkoper, robuuster en circulairder worden. Wij helpen bij het maken van routekaarten en het stimuleren van innovaties in dat domein.

Ten tweede faciliteren we bedrijven die willen innoveren. We bieden kennis, brengen mensen met elkaar in contact, en begeleiden hen bij het vinden van financiering en subsidies. Van eerste hulp bij het vinden van het juiste loket tot het verbinden met experts.

En ten derde zorgen we voor communicatie en kennisdeling. Niet om leuke projectjes in de etalage te zetten, maar om relevante ontwikkelingen onder de aandacht te brengen: nieuwe subsidieregelingen, beleidswijzigingen, of rapporten met belangrijke resultaten.

Wat is het leukste project waar je recent aan hebt gewerkt?

Een mooi voorbeeld is de kenniscommunity rond vloeibare waterstof. Dat is een hele specifieke niche, maar we merkten dat veel partijen daar los van elkaar mee bezig waren. Door bijeenkomsten te organiseren en mensen te verbinden, ontdekten we hoeveel kennis er eigenlijk al is. Dat was voor veel deelnemers een eyeopener.

Ook trots ben ik op het traject rond circulaire elektrolysers. We hebben de eerste routekaart opgeleverd: hoe kunnen we elektrolysers duurzamer en minder afhankelijk maken van schaarse materialen? Zo keken wij bijvoorbeeld naar elektrolyse oplossingen waarvoor geen PFAS en zeldzame aardmetalen nodig zijn. Een andere vraag was: Is het mogelijk om elektrolysers te ontwikkelen zonder metalen als iridium of platina? Deze zeldzame aardmetalen hebben naast hun schaarste ook nog een extra punt van aandacht namelijk de geopolitieke autonomie en onze Nationale/Europese economie. Een uiterst interessant en veelzijdig vraagstuk.  Veel fabrikanten denken daarover na vanuit een economisch motief, want dat soort materialen zijn duur. Maar er is natuurlijk ook een circulair en geopolitiek motief, want dit soort grondstoffen is in handen van een klein groepje landen waar je niet te afhankelijk van wil worden. Economie, verduurzaming en strategische autonomie gaan in dit geval hand in hand. Dat hebben we geagendeerd en gaan we de komende jaren verder uitwerken. 

We zitten in een nieuwe fase van de energietransitie. Wat zie jij als de grootste uitdagingen?

Wat veel mensen bezighoudt: waar komt straks de vraag naar waterstof vandaan? Blijft Nederland een chemieland? Hebben we straks nog raffinaderijen en staalfabrieken? Of moeten we uitgaan van een gehalveerde vraag en een andere economische structuur?

En dan: tegen welke prijs kunnen we groene waterstof produceren? Dat hangt nauw samen met de kosten van offshore wind, want je hebt groene stroom nodig om via elektrolyse groene waterstof te maken. Offshore wind is niet goedkoop. Die sector heeft ook te maken met schaarste aan personeel, materiaaltekorten en dure schepen. We komen uit een tijd waarin energie relatief goedkoop was in Noordwest-Europa – mede dankzij aardgas uit Groningen. Maar die tijd is voorbij. We moeten wennen aan structureel hogere energieprijzen.

Welke sectoren zijn bereid te betalen voor groene waterstof? Europa gaat een deel importeren, maar laten we ons niet rijk rekenen. Als de productiekosten in Afrika of Australië 1 of 2 euro per kilo bedragen, wil dat niet zeggen dat de marktprijs daarop gebaseerd is. Kijk naar de oliemarkt. In het Midden-Oosten kost het 6 tot 8 dollar om een vat olie te winnen, terwijl de marktprijs op het tienvoudige ligt. We weten nog niet goed waar de marktprijs van groene waterstof straks ligt bij een fluïde markt. 

We willen niet opnieuw afhankelijk worden, zoals bij olie en aardgas.

Hoe kijk je naar de geopolitieke dimensie van de transitie?

We willen niet opnieuw afhankelijk worden, zoals we dat bij olie en aardgas zijn. Dus als we waterstof gaan importeren, moeten we goed kijken welke kwetsbaarheden we daarmee introduceren. Tegelijk: Europese elektrolysers zijn drie keer zo duur als Chinese. Toch moeten we misschien, al is het maar deels, kiezen voor Europese technologie. Want willen we technologie toelaten die ons opnieuw kwetsbaar maakt?

Ik vind dat als we producten uit China halen, we dan moeten eisen dat ze hier geproduceerd worden, of dat de technologie volledig open en transparant is. Anders zijn we kwetsbaar voor hacks en ligt de hele economie plat. Je moet als Europa eisen durven stellen – puur vanwege de geopolitieke weerbaarheid.

Is dit een reden voor Nederland om in elektrolysetechnologie te investeren?

Wat mij betreft wel. We moeten strategisch kiezen: willen we eigen technologie ontwikkelen of alleen inkopen bij anderen? We moeten onze economische autonomie serieus nemen, daar hoort een eigen industrie bij. Ik zie mogelijkheden op het gebied van elektrolysers. Allerlei maakbedrijven in Nederland zijn daar al mee bezig. 

Zijn er landen waar Nederland iets van kan leren?

Het perfecte voorbeeldland bestaat niet. Maar Duitsland pakt wel een aantal dingen goed aan. Ze ondersteunen de hele waterstofketen. Waterstoffabrieken krijgen subsidie en betalen niet voor een aansluiting voor het energienet. Sectoren die de waterstof afnemen krijgen ook steun, zoals de staalindustrie en de chemie. Als je de hele keten een zetje geeft, helpt dat om de markt op gang te brengen. 

Maar ik ben huiverig om Duitsland als lichtend voorbeeld op te hemelen. Want het blijft lastig – soms komen projecten van de grond, maar soms ook niet. En uiteindelijk betalen burgers die steun via belastingen. Je moet op een gegeven moment ook weer van die steun af. De waterstofeconomie moet op enig moment op eigen benen kunnen staan. Dus daar moeten we zorgvuldig mee omgaan. De complexiteit is groot en de risico’s zijn hoog. Het is zoeken naar het juiste evenwicht. 

Het is overigens goed van de Nederlandse overheid dat ze ervoor gekozen hebben om de infrastructuur voor waterstof aan te gaan leggen. De havens en de industrieclusters worden onderling verbonden. Daarmee doorbreek je het kip-ei-probleem tussen producenten en afnemers van waterstof. Het biedt zekerheid voor de lange termijn aan de industrie dat die infrastructuur er komt. 

Wat kan de industrie in Nederland nog zelf doen, los van de overheid?

Meer duidelijkheid geven over hun langetermijnstrategie. Natuurlijk willen aandeelhouders winst maken, maar bedrijven moeten kleur bekennen. De meeste vooruitgang zie je bij familiebedrijven of het mkb. Die investeren omdat ze geloven in duurzaamheid en in hun verantwoordelijkheid voor volgende generaties.

Bij grote bedrijven zie je vaker dat beslissingen in hoofdkantoren in het buitenland worden genomen. Die kiezen vaak voor winst op de korte termijn, niet voor een gezond en duurzaam perspectief op de lange termijn. Dat is weleens teleurstellend. Veel bedrijven committeerden zich na het klimaatakkoord van Parijs in 2015 aan duurzame doelstellingen. Jammer dat ze daar niet aan vasthouden. Je zou hopen dat multinationals Europa meer zouden gebruiken als proeftuin voor duurzame innovatie. 

Naast waterstof zijn ook elektrificatie en biomassa belangrijk in de transitie. Hoe zie je de rolverdeling tussen verschillende energiedragers?

Elektrificatie is essentieel – het is efficiënt. Zonnepanelen zijn een succes in Nederland. Dat is mooi, maar het verschil tussen de opbrengst in de zomer en winter is groot, een factor 8 tot 10. Offshore wind speelt daarom een sleutelrol in een gelijkmatiger aanbod van duurzame elektriciteit. De Noordzee heeft een geweldig potentieel als bron van betaalbare en duurzame energie. 

Maar voor de verdere ontwikkeling van elektrificatie is infrastructuur op dit moment de beperkende factor. De netten zitten overvol en uitbreiding kost miljarden en duurt vele jaren. Kijk naar mobiliteit. Als je van een benzine- naar een elektrische auto gaat, dan stijgt je energie-efficiency van 30/35 procent naar 95 procent. Maar in welke mate kan de infrastructuur het aan om een volledig elektrisch wagenpark te faciliteren? Is er voor zwaardere vormen van mobiliteit niet toch ruimte voor waterstof? Benzine, diesel en lpg hebben ook altijd naast elkaar bestaan. 

Er zitten heel veel onzekerheden in de toekomstige energiemix. Niemand kan precies voorspellen wat het wordt. De overheid moet zich niet laten leiden door wishful thinking van welke signatuur dan ook. Daarom is het goed om via scenario’s verschillende mogelijkheden in kaart te brengen en daar met beleid op voor te sorteren. 

Los van elektrificatie hebben we sowieso moleculen nodig. Vooral in de vorm van groene waterstof en op de kortere termijn blauwe waterstof. Voor synthetische brandstoffen en materialen heb je ook koolstof nodig, die je bijvoorbeeld uit CO2 of afval haalt. Voor de chemie is de beschikbaarheid van moleculen noodzakelijk. Maar ook voor de staalindustrie en in sectoren waar elektrificatie niet kan, zoals scheepvaart en luchtvaart, zijn moleculen onontbeerlijk.

Energiezekerheid en economisch verdienvermogen horen bij elkaar.

De verkiezingen komen eraan. Wat zijn jouw top-3 prioriteiten die je een nieuw kabinet wil meegeven?

In de eerste plaats: breng energie- en industriebeleid dichter bij elkaar. Energiezekerheid en economische weerbaarheid horen bij elkaar. We moeten zorgen dat bedrijven hier blijven en dat we de energietransitie koppelen aan ons verdienvermogen.

Gerelateerd daaraan zou ik willen oproepen om te investeren in veiligheid en weerbaarheid. Klimaatbeleid draait niet alleen om CO2-reductie, maar ook om autonomie en het opbouwen van een eigen duurzame productie, inclusief technologiebedrijven en de maakindustrie.

Mijn derde suggestie zou zijn om het beleid veel beter af te stemmen met buurlanden en Europa. We mogen elkaar als Europese landen niet uit de markt concurreren. Harmoniseer bijvoorbeeld netwerktarieven. De concurrentie met China en de VS is al zwaar genoeg.

Lees verder