Human interest
Een serie persoonlijke verhalen van onze ambassadeurs en van mensen die werkzaam zijn in de waterstofsector bij een van onze partners. Portretten waarin zij vertellen over hun werk, het belang daarvan en hun persoonlijke overtuiging.
“Het mooie van topsport is dat je doelen stelt en die najaagt. Besef dat die doelen groot kunnen zijn. En dat zelfs grote doelen haalbaar kunnen zijn”, benadrukt Corné de Koning. Ambassadeur van Missie H2 en onlangs als roeier actief op zijn derde Paralympische Spelen.
Als kind met een aangeboren afwijking aan zijn linkerbeen onderging hij een flink aantal operaties en bracht hij veel tijd door van enkel tot lies in het gips. “Sporten en bewegen was voor mij niet vanzelfsprekend. Toen de operaties achter de rug waren, startte ik met rolstoelhockey. Daar ging een wereld voor me open. Eindelijk had ik een geschikte sport gevonden en proefde ik het plezier. Het smaakte naar meer. Ik wilde het maximale uit mezelf halen. Topsport vergt hard werken, toewijding en discipline. Daarnaast gaat het om mindset, iets wat ik van huis uit heb meegekregen. Kijk naar wat je wél kunt, waar je wel invloed op hebt. Het was mijn wens om het hoogste podium te behalen.”
Corné hockeyt lange tijd op hoog niveau bij Kampong. Tijdens een teambuildingsactiviteit werkt de groep met een ergometer. De begeleider ziet zijn talent en raadt Corné aan om te gaan roeien. “Roeien is ‘alles of niets’. Je gaat tot het gaatje en bent continu in gevecht met jezelf. Maar na afloop voel je je zó levendig.”
Corné roeit in Rio naar een vierde plek en in Tokio naar een zilveren medaille. “Ik wist dat het een pittige opgave zou zijn om tijdens de Spelen in Parijs het podium te behalen. Het is helaas niet gelukt. Maar we hebben wel het niveau behaald dat we wilden bereiken.”
Naast zijn topsportcarrière werkt Corné negen uur per week als woonbegeleider op een locatie voor mensen met een lichte tot matige verstandelijke beperking. “Ik ondersteun de bewoners bij het aanleren van vaardigheden om zo zelfstandig mogelijk te leven. Ik heb het altijd essentieel gevonden om naast mijn topsport een ‘normale’ baan te hebben. Ten eerste omdat het goed is een ‘plan B’ te hebben wanneer topsport wegvalt, maar vooral omdat ik het fijn vindt om mezelf te blijven ontwikkelen als mens.”
“Per 1 november ga ik voor minimaal 25 uur in de week bij mijn werkgever aan de slag. Daarnaast hoop ik al mijn ervaring als topsporter te kunnen delen met andere mensen. Overigens blijf ik mezelf ook op sportief gebied uitdagen. Komend jaar ga ik rolstoelbasketballen op landelijk niveau. Omdat ik relatief nieuw ben in deze sport, moet ik nog een flinke ontwikkeling doormaken. Een mooie uitdaging.”
Als ambassadeur van Missie H2 bezocht Corné in Parijs ook het Team NL Huis waar hij tijdens de themabijeenkomst 'Inclusieve arbeidsmarkt' sprak met verschillende bedrijven. “Ik denk dat er aardig wat overeenkomsten zijn tussen topsport en Missie H2. Missie H2 heeft net als topsporters een groot doel voor ogen. De partners kijken naar wat er wél mogelijk is. En ook voor Missie H2 is het alles of niets. Het gaat immers om onze gezamenlijke toekomst.”
De Amsterdamse haven is gespecialiseerd in de aanvoer, opslag en doorvoer van brandstoffen, met name benzine. “We zijn een van de grootste energiehavens ter wereld”, bevestigt Eduard de Visser. “En daarmee zijn we een belangrijke schakel in de verduurzaming van brandstoffen.” Hoe verduurzaam je fossiele brandstof? “Wat elektrisch kan, doen we elektrisch”, antwoordt hij.
“Maar in veel gevallen is dat niet mogelijk. Neem bijvoorbeeld kerosine voor de luchtvaart. Je kunt elektrisch vliegen in een kleine Cessna. Maar op grotere, commerciële schaal is het niet mogelijk. Dan is er een alternatief nodig, en dat alternatief is gebaseerd op waterstof.”
“Als havenbedrijf zijn we met name bezig om de haven klaar te maken voor de toevoer, opslag en doorvoer van waterstof. We kijken naar de lokale productie van waterstof, bijvoorbeeld in twee grote elektrolyseprojecten van Vattenfall en HyCC. En we houden ons bezig met een goede infrastructuur voor het vervoer, van Schiphol tot Tata Steel en van de haven tot aan het landelijke waterstofnetwerk en de ‘backbone’ in Europa. Daarbij kijken we ook naar het gebruik; bijvoorbeeld voor processen in de industrie die niet geëlektrificeerd kunnen worden. En het mogelijk maken van synthetische kerosine voor de luchtvaart samen
met SkyNRG, Schiphol, KLM en Argent Energy. En we organiseren de overzeese import van waterstof samen met GasLog en EVOS vanuit het Midden-Oosten en Zuid-Europa en in de toekomst Chili en Noord-Amerika.”
Waarom vindt Port of Amsterdam het zo belangrijk om aanjager te zijn in de waterstoftransitie? “Nederland is niet voor niets de ‘gateway to Europe’, dat geeft ons een goede uitgangspositie om de kar te trekken. We hebben de politieke wil, technische knowhow, infrastructuur en het ecosysteem. Tegelijkertijd zijn er uitdagingen en hardnekkige barrières op onze weg. Het infaseren van waterstof in de industrie verloopt moeizaam en de kosten voor de lokale productie van waterstof zijn te hoog, mede door elektriciteit- en transmissiekosten. Gasunie en Alliander zetten grote stappen met de aanleg van nationale waterstofleidingnetwerk, maar we zijn er nog niet. Techniek is niet meer het probleem, betaalbaarheid en tijdige beschikbaarheid zijn dat wel.”
“Om onze doelen te behalen, moeten we samenwerken met de hele keten”, vervolgt Eduard. “Het heeft geen zin om een pijplijn van niets naar nergens aan te leggen. Missie H2 helpt die samenwerking te organiseren. Het is synchroonzwemmen van de bovenste plank; het vergt enorme coördinatie om allemaal tegelijk in dezelfde richting te bewegen. Maar we hebben geen keuze. We zijn het verplicht aan onszelf en toekomstige generaties om dit te doen. Bovendien biedt het Nederland een strategische kans: het verwerven van onze positie in de energiemarkt van de toekomst.”
Het behalen van de klimaatdoelen is van cruciaal belang, stelt Bart van der Meer, met het oog op ‘een leefbare planeet voor onze kinderen’. Hij benadrukt de noodzaak van meer visie, snellere beslissingen en intensievere samenwerking om deze doelen te bereiken.
Bart wijst op de strategische ligging van Nederland in Noordwest-Europa, wat kansen biedt om een koploperspositie in te nemen op het gebied van energieopwekking. "Op Europees niveau is het mogelijk om onafhankelijker te worden van energie uit andere delen van de wereld wanneer we slim omgaan met energieopwekking in Europa zelf," zegt hij. Hij prijst de Nederlandse overheid en het bedrijfsleven voor hun plannen, zoals importterminals en de waterstof ‘backbone’. Nu moeten we er samen voor zorgen dat de snelheid omhoog gaat. De klimaatcrisis heeft geen ‘rust’ en het is een wedstrijd die we moeten winnen en moeten willen winnen. Het voelt nu alleen alsof we nog bezig zijn met het plaatsen van de startblokken, terwijl de race van start zou moeten gaan."
Wat is een belangrijke stap om te zetten? “We moeten grootschaliger denken en handelen”, antwoordt hij. "In Nederland hebben we een enorme potentie om grote stappen te zetten. Door ambitieuzer zijn en bereid te zijn risico’s te nemen, kunnen we veel sneller vooruitgang boeken. Door processen te vereenvoudigen en altijd het hogere klimaatdoel voor ogen te houden, kunnen we werkelijk meters maken en een positieve impact realiseren.”
“Daarvoor is de rol van de politiek en het hebben van durf en daadkracht belangrijk”, benadrukt hij. "Er is een grote behoefte aan ondersteuning in de vorm van subsidies, heldere wet- en regelgeving en een krachtige visie van zowel overheid als bedrijfsleven. Daarnaast moeten we allemaal, ook als individu, bereid zijn om te veranderen.”
Bart is optimistisch over de mogelijkheden om de klimaatdoelen te bereiken. "Nu de eerste hype voorbij is, is het tijd om verder te kijken dan de standaard economische modellen. Er zijn al positieve ontwikkelingen zichtbaar. Bijvoorbeeld de Europese regelgeving rond brandstof voor vliegverkeer, waar goede afspraken over zijn gemaakt. We moeten het samen doen. Het is een teamsport en alleen door samen te werken en iedereen een optimale bijdrage te laten leveren, kunnen we onze doelen behalen.”
"Laten we deze uitdaging aangaan met de overtuiging dat we het kunnen”, besluit hij. “Door samen te werken en te focussen op onze gemeenschappelijke doelen, kunnen we een duurzame toekomst realiseren voor onszelf en de volgende generaties.”
Om klimaatdoelstellingen in de gebouwde omgeving mogelijk te maken werkt Remeha hard aan de verdere ontwikkeling van cv-ketels, warmtepompen en afgiftesystemen voor warmtenetten. Overschakeling naar een hybride opstelling of de toepassing van waterstofgas speelt daarbij een belangrijke rol. Om deze reden is Remeha al langere tijd een bekend gezicht binnen Missie H2. “Via referentieprojecten en pilots tonen we de technische mogelijkheden aan van duurzame cv-installaties, zoals toepassing van waterstofketels voor de utiliteitsmarkt.”
Evander de Vries geeft met een team van verkopers en adviseurs bedrijven advies op maat over het verduurzamen van bestaande cv-systemen en tapwaterinstallaties. “Bedrijven benaderen ons regelmatig omdat ze van het aardgas af willen en een alternatief zoeken voor hun bestaande cv-installatie. Helaas is de overstap naar een volledig elektrische oplossing door onder meer toenemende netcongestie niet altijd mogelijk. Per aanvraag bekijken we daarom de alternatieven die ook een significante besparing opleveren in CO2-emissie en energieverbruik.”
“Zo leverden we recent een installatie op waarbij een modulerende warmtepomp in hybride opstelling het grootste deel van het jaar in de verwarmingsbehoefte voorziet. Naast de warmtepomp staan drie ketels opgesteld als back-up voor wanneer tijdens de koudste dagen van het jaar de warmtevraag hoog is. Twee van deze ketels werken op propaan, één ketel werkt op 100 % waterstofgas. De eigenaar gaat zelf op termijn de waterstofproductie duurzaam produceren met een electrolyzer. Een hybride regelaar van Remeha stuurt het gehele systeem aan voor optimaal rendement.”
Hij juicht de combinatie van Missie H2 met Team NL toe. “Wat wij doen is in zekere zin ook topsport: we nemen gecalculeerde risico’s en hebben een duidelijk doel voor ogen om tot resultaten te komen. Met deelname aan onder meer ambitieuze waterstofpilots laten we zien wat er mogelijk is en waar we in geloven. Binnen Missie H2 zijn we zeer actief om per sportfaciliteit te kijken wat de mogelijkheden zijn om bestaande technische installaties te verduurzamen. Of het nu gaat om het volledig elektrificeren van installaties of om op termijn over te stappen naar waterstof, ons team levert advies op maat!”
Evander kijkt positief naar de toekomst. “Een grote uitdaging is op dit moment de totstandkoming van infrastructuur voor de toevoer van waterstof. Die zal er op termijn zeker komen. Onze waterstoftechnologie is er in ieder geval klaar voor.”
Na het vormgeven en optekenen van de visie van Shell op waterstof en de rol die het gaat spelen in de energietransitie, leidt Katharina Gruenberg nu ook de commerciële realisatie van Holland Hydrogen 1, een waterstoffabriek van 200 megawatt op de Tweede Maasvlakte. “Bij een groot bedrijf als Shell zit er meteen veel kracht achter zo’n grootschalig project.”
Katharina werkte al een aantal jaar in de traditionele tak van het bedrijf toen ze, na de geboorte van haar zoon, de overstap maakte naar het onderwerp energietransitie. “Ik wil de nalatenschap van onze generaties beter maken voor mijn kinderen. In Holland Hydrogen 1 wordt straks groene waterstof met windenergie van zee gemaakt. Juist op deze plek, bij een raffinaderij en de haven van Rotterdam, kun je een grote stap in de energietransitie maken.”
Inmiddels staat het gebouw er. Katharina: “We installeren nu de apparatuur en houden ons bezig met het vraagstuk rondom beleid. Groene waterstof is duurder dan grijze. Het is nodig om de regelgeving hierover, net zoals dat bij groene stroom en benzine is gedaan, vast te leggen. Dat gebeurt al op Europees niveau, nu dient het ook op nationaal niveau gedaan te worden.”
Waterstof is volgens haar een belangrijk onderdeel van de energietransitie. “Omdat de energiedichtheid van een waterstofmolecuul hoger is, kun je meer energie vervoeren dan bij elektriciteit. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de opslag van stroom. Een windmolen levert soms veel en op andere momenten nauwelijks elektriciteit op. Met behulp van waterstof is het mogelijk om de elektriciteit van een winderig dag op te slaan in batterijen. Dat is slim vanwege die dichtheid van waterstofmoleculen: je kunt meer kwijt in een batterij. En dus is de toepassing ervan veelbelovend bijvoorbeeld als opslag van brandstof voor vliegtuigen of in grote industriële processen.”
Hoe zou je de realisatie van de energietransitie en de rol van waterstof daarbij omschrijven? “Het is als een marathon van sprints”, antwoordt ze. “We weten waar we naartoe willen, wat we willen bereiken. Maar om die visie werkelijkheid te maken, moeten we veel korte sprints trekken. Pas wanneer alle details kloppen, gloort de medaille aan de finish. En zoals gezegd hebben we daar iedereen bij nodig. Net zoals de marathonloper een team van verzorgers, trainers en diëtisten om zich heen heeft verzameld. Het lukt alleen als we het sámen doen. Daarbij heeft het geen zin om met een vinger naar elkaar te wijzen. Als we wachten tot de ander wat doet, verandert er te weinig. Dus moeten we samen stappen zetten op meerdere niveaus. Bedrijven, overheid én jij en ik als klant.”
Hoe werken we in Nederland aan het verminderen van onze CO2-uitstoot? En hoe kan de industrie op een groene manier blijven groeien? Wat Erwin Jongh betreft is het antwoord op deze vraag ‘waterstof’. “Maar, dat niet alléén.”
“Nederland is op wereldniveau een dorp in de energietransitie, we zijn een postzegel”, schetst Erwin. “Maar wél een postzegel met een grote energievraag waar veel als eerste gebeurt. Om Nederland van groene energie te voorzien, is het nodig om de transitie te versnellen. Waterstof is dé manier om gas te geven. Maar, waterstof mag je niet los zien van oplossingen die stroom direct uit het net of batterij gebruiken. We weten uit de geschiedenis dat het nooit goed is om op één paard te wedden. Een gezonde mix van groene stroom houdt Nederland in beweging.”
“Batterij-elektrische auto’s bevatten enorme batterijen. De wereldmarkt daarvan, de grondstoffen en de raffinage, is voor 80% in handen van China. De batterijen in de voertuigen zijn zwaar en er is bovendien een tekort aan grondstoffen. Waterstof-elektrische voertuigen wegen veel minder en worden vrijwel zonder schaarse grondstoffen gemaakt. Daarnaast gebruiken ze het stroomnet niet. De oplossing is om voertuigen met kleine batterijen slim te laden op het stroomnet en grootverbruikers waaronder taxi, bestel- en vrachtwagens van het stroomnet af te halen en op waterstof te laten rijden. Daarnaast leveren zonnepanelen in landen rondom de evenaar 2,5 keer meer stroom op dan hier in Nederland vanwege de zonkracht en -uren. Via waterstof kunnen we die energie vervoeren.”
Erwin vindt de samenwerking binnen Missie H2 zeer waardevol. “Ik vergelijk het graag met sport; je stelt tijdens de Olympische spelen de beste spelers van verschillende clubs op om het beste dameshockeyteam samen te stellen. Dat geldt ook voor Missie H2. Alleen met de gehele keten bouwen we een ecosysteem. Toyota, of beter gezegd mobiliteit, kan helpen om de transitie te versnellen. De prijs van een kilogram waterstof voor mobiliteit mag even hoog zijn als dat van stroom uit het net. Voor industrie is een lagere prijs nodig. Door vandaag waterstof in mobiliteit te stimuleren, helpen we bij het opschalen voor de industrie.”
Het verhaal van de mogelijkheden, het belang en de noodzaak van waterstof vertelt Erwin graag. “Het komt uit mijn hart. Ik geloof erin en deel graag met bedrijven hoe zij waterstof in kunnen zetten. Daarbij geldt; hoe complexer de vraag, hoe beter. Soms gaat het om feiten waar we mee moeten dealen, zoals wet- en regelgeving, soms gaat het om emotie, maar door goed verandermanagement en door van elkaar te leren, kunnen we veel bereiken.”
Maurice Meulenbrugge is project manager H2 pilots bij Remeha. Hij is nauw betrokken bij de aansluiting van woonhuizen op waterstof bij proefprojecten zoals in Lochem en Hoogeveen.
“Tien van de tien keer halen bewoners hun mobieltje uit hun broekzak. Ik snap dat wel. Hoe goed we bewoners vooraf tijdens informatiebijeenkomsten ook inlichten: het affakkelen van aardgas is indrukwekkend. Je hebt niet iedere dag een 1 meter hoge brandende fakkel op je erf staan. En dat wil je filmen.
Voordat we een woning kunnen aansluiten op waterstof, moet het aardgas uit de leidingen. Dat doen we met affakkelen: we verbranden al het aardgas. Bewoners drukken dan massaal op de rode knop wanneer de vlam van een halve meter de lucht in gaat. Zodra stikstof in de leiding komt - die we gebruiken om de laatste resten aardgas te verdrijven - focussen ze op het scherm van de warmtebeeldcamera. Na het stikstof komt waterstof in de leidingen. Dat geeft geen fysieke vlam, zoals aardgas wel doet. Alleen via de warmtebeeldcamera kunnen huiseigenaren bewijs voor vrienden en familie vastleggen.
Als producent van comfortsystemen blijft het elke keer weer bijzonder om betrokken te zijn bij pilotprojecten. Normaal gesproken komen we nauwelijks bij de klant thuis. Wij ontwikkelen en maken systemen die installateurs bij consumenten plaatsen. Pas als zij ergens niet uitkomen, staan wij met onze serviceafdeling bij de klant. Dus als project manager bij een nieuwe installatie aanwezig zijn? Dat is heel uniek.
Lochem was in 2022, na Rozenburg in 2019, het tweede pilotproject dat we deden bij bewoonde woningen. Voor mij was die locatie een hoogtepunt. Nog nooit eerder was er een waterstofproject van deze omvang opgeleverd. Bovendien kon ik voor de eerste keer op de fiets naar mijn werk: ik woon in Lochem. Het was bijzonder om na een lang voorbereidingstraject de puzzelstukjes in elkaar te zien vallen. Waterstof was een nieuwe techniek: voor ons als fabrikant, maar ook voor de eindgebruiker, de installateur en netbeheerder Liander. En om dan al die vakmensen aan het werk te zien en bewoners te ontmoeten die ons overlaadden met zelfgebakken taart of kaneelcake van Bakkerij ten Broeke... Geweldig. Ik heb écht het gevoel dat ik bezig ben met de energietransitie en het verduurzamen van de wereld.
Voor het komende pilotproject in Hoogeveen sta ik minder vaak met mijn voeten in de klei. Bij Remeha brengen we waterstofprojecten niet meer onder in de projectorganisatie, maar juist in de lijnorganisatie. Ik maak de planningen en houd de operatie in de gaten. Onze monteurs kunnen zelfstandig aan de slag. Die verschuiving is een goed teken: waterstof wortelt zich echt in onze organisatie.”
Mark Hoolwerf is Deputy Director bij de internationale afdeling van Port of Amsterdam. Hij reist de wereld over om relaties op te bouwen met toekomstige producenten, commerciële partijen en publieke spelers in de waterstofsector. Zijn werk draagt bij aan de ambitie van Port of Amsterdam om een importhub van groene waterstof te worden.
“Gaat het lukken? Gaat het niet lukken? Gaat het lukken? Gaat het niet lukken? Mijn werk is af en toe een emotionele achtbaan. Sinds anderhalf jaar zijn mijn collega’s en ik betrokken bij de waterstofactiviteiten van Port of Amsterdam. We willen als haven relaties opbouwen met productielanden. Als internationale afdeling koppelen we buitenlandse waterstofproducenten en -autoriteiten aan op- en overslagbedrijven in de haven, en Nederlandse en Europese afnemers. We werken daarvoor vaak samen met Nederlandse ambassades en de overheid. Hun support is cruciaal voor de progressie die we boeken.
Momenteel zijn we in een fase gekomen waarin financiering de grootste uitdaging is. Producenten moeten flink investeren om waterstof te kunnen maken en transporteren. In ruil hiervoor zoeken ze zekerheid in de vorm van contracten van 20 tot 30 jaar tegen een vaste prijs. Het gewenste bedrag ligt hoger dan afnemers kunnen en willen betalen. Financiële ondersteuning kan dan helpen. Nederlandse en Europese overheden zoeken en ontwikkelen momenteel mogelijkheden om de impasse te doorbreken. Er is nog geen passende optie voor de haven van Amsterdam, maar ik heb goede hoop dat die er dit jaar komt. Als die er is, kunnen bedrijven commerciële overeenkomsten sluiten en investeren in de productie, het overzees transport en de distributie van waterstof. De wil om samen te werken is er in ieder geval wel. Dat merk ik aan de interesse bij ons in de haven. Maar ook aan de twee studieovereenkomsten die we onlangs tekenden op de Klimaattop in Dubai: met de overheid van Oman en het energiebedrijf Masdar van Abu Dhabi.
Ik vind het cool dat ik iedere dag bezig ben met een hernieuwbare, groene energiebron. Bovendien mag ik werken met slimme mensen uit verschillende culturen en achtergronden. In landen als Saudi-Arabië, de Emiraten en Oman gaan de ontwikkelingen snel. Vanuit de traditionele energie hebben ze investeringscapaciteit en de ervaring om internationaal samen te werken. In Algerije is dat weer anders. Het potentieel van het land is groot. Ze hebben de ruimte voor de waterstofproductie en de ligging is gunstig: de transportkosten naar Nederland zijn lager dan vanuit het Midden-Oosten. Maar waar ze in die landen doorpakken, is het proces in Algerije een stuk langzamer. Het is vaak een kwestie van geduld hebben. Ik vind die culturele verschillen interessant. Het is een van de dingen die mijn werk zo leuk maken.”
Joost Hooghiem is directeur Waterstofnetwerk Nederland bij Gasunie. Samen met zijn projectmanagement team regelt hij de uitrol van het waterstofnetwerk in Nederland en stoomt hij Gasunie intern klaar voor waterstof.
‘Als ik vroeger vanuit Groningen naar de Randstad ging en vertelde waar ik werkte, had niemand een idee wat Gasunie deed. Dat is nu anders. We spelen een belangrijke rol in de energietransitie. Tot 2030 leggen we bijvoorbeeld ons waterstofnetwerk aan: we verbinden vijf industriële clusters met elkaar, met grenspunten in Duitsland en België, en met opslagplaatsen voor waterstof.
Maandelijks starten bij Gasunie zo’n honderd nieuwe medewerkers. Al die nieuwelingen willen bijdragen aan de energietransitie. Ze zijn hard nodig. Voor ons project alleen al werken we samen met driehonderd collega’s. Ik verwacht dat er de komende jaren nog zo’n honderd bijkomen. Het zijn engineers, business developers, maar ook omgevingsmanagers, juristen en ICT’ers. Soms werken ze tijdelijk fulltime voor ons, de andere keer maar een paar uur per week.
Als management team zoeken we naar een gezonde mix van ervaren en nieuwe mensen. Waarom? Innoveren is belangrijk, maar we willen ook behouden wat goed gaat. Voor ons netwerk leggen we leidingen aan rondom dorpen en steden, en in agrarisch gebied. Die ervaring hebben we al, met aardgas. We staan erom bekend dat we dit zonder al te veel reuring doen. Dat moet vooral zo blijven.
Neem een boer. Voordat we op zijn land aan de slag gaan, moeten we een zakelijke overeenkomst tekenen. We sturen dan liever geen jurist, maar een ervaren omgevingsmanager grondzaken. Veel van die collega’s komen zelf van een boerderij en weten wat een boer doormaakt. We starten bijvoorbeeld nooit zomaar met graven. We schrapen eerst de teelaarde af en we leggen die apart. En als we klaar zijn, laten we alles opgeruimd achter en zorgen we voor een passende compensatie. Het is een werkwijze die bij ons hoort, maar die de nieuwe medewerkers niet altijd kennen. Daarom zijn onze ervaren collega’s zo belangrijk, zodat ze nieuwe collega’s onze best practices leren.
De aanleg van ons netwerk door het land is een megaklus. Ik denk dat weinig mensen kunnen voorstellen hoe groot het project is. Het is moeilijk om het met een ander project te vergelijken, al geven de aanleg van de Afsluitdijk of de bouw van de Deltawerken enigszins een indicatie. Er staat ook veel tijdsdruk op. We kunnen niet zeggen: ‘sorry, we lopen uit.’ Andere partijen rekenen op de komst van het netwerk: ze bouwen fabrieken om of ze investeren in waterstofproductieprojecten. De komende jaren zijn dus spannend. Gelukkig ervaar ik geen stress. Ik vind het fantastisch om leiding te geven aan het team. Samen bouwen we aan de Gasunie van de toekomst.’
Raymond van den Tempel is technisch consultant duurzame oplossingen bij Remeha. Hij bereidt Nederland voor op de energietransitie van aardgas naar waterstof, warmtepompen en warmtenetten.
‘Sorry, ik heb net mijn huis laten schilderen’ of ‘is waterstof wel veilig?’ Dat soort reacties en vragen kregen we in 2018 toen we in het Gelderse Lochem startten met het proefproject waterstof. Bewoners van monumentale woningen konden vrijwillig overstappen op een combiketel, die hun huis verwarmt op waterstof. In het begin waren er veel vragen, met name over veiligheid en de prijs voor een m3 waterstof. Het projectteam heeft middels presentaties, gesprekken, meetings, duidelijke contracten en een bezoek aan het KIWA Hydrogen Experience House in Apeldoorn een groep bewoners bereid gevonden om mee te doen aan het proefproject met een looptijd van 3 jaar.
In een modelwoning zagen de bewoners hoe een combiketel op waterstof eruitziet. ‘Is dit nou alles?’, vroegen ze. ‘Die cv-ketel is identiek aan die van aardgas.’ In december 2022 zijn 12 woningen overgestapt op waterstof. Het heeft vier jaar geduurd om alles te regelen. Dat lijkt lang. Het kon niet anders: waterstof is een nieuwe techniek in de openbare ruimte. Bij ieder proefproject moeten we voldoen aan strenge veiligheidsvoorschriften, in gesprek gaan met diverse overheidsinstanties, noodzakelijke vergunningen regelen, nieuwe contracten opstellen, maar er bijvoorbeeld ook voor zorgen dat er waterstof op locatie komt. Iedere keer leren we bij en gaat zo’n traject sneller. Dat merken we nu al bij het waterstofproject in Hoogeveen en bij Stad aan ‘t Haringvliet, waar het hele dorp in de toekomst gaat overstappen.
Onze uitdaging zit niet in het ontwikkelen van 100% waterstof gevoede cv-ketels. Die zijn er al. We zijn bezig met hybride varianten met warmtepompen en het ontwikkelen van een aardgasketel die eenvoudig is om te bouwen naar waterstof. Als over een paar jaar het waterstofnetwerk klaar is, kunnen installateurs de nieuw ontwikkelde ketels ombouwen. Binnen een half uur.
De uitdaging die nu voor ons ligt, is hoe snel we waterstof in de gebouwde omgeving beschikbaar krijgen. En hoe we mensen in grote getalen overtuigen. Ze vinden de techniek spannend. Het geliefde gasfornuis, als ook gas(sier)haarden etc. moeten weg. Dat laatste probleem hebben we niet alleen met waterstof maar ook bij de aanleg van warmtenetten. Welke energiebron een huis ook heeft: elektrisch koken is de toekomst. Dat geldt voor oudere mensen of huizen met een meterkast uit de jaren 60. Maar ook voor mensen die met energiearmoede kampen. Een belangrijke taak is weggelegd voor de overheid. En ik help graag mee. Want hoe vaak krijg je in je leven de kans om een nieuwe techniek te lanceren?’
Ranomi Kromowidjojo schitterde jarenlang als zwemster op de Olympische Spelen, WK’s en EK’s. Als ambassadeur van Missie H2 verbindt ze tegenwoordig mensen en bedrijven. Haar ervaringen uit de topsportwereld komen goed van pas.
‘Ik was 19 jaar. Topfit. En ik had net besloten dat ik individueel wilde doorbreken op internationaal niveau. Maar toen werd ik ziek. Doodziek. In plaats van dat ik met mijn teamgenoten uren in het zwembad doorbracht, lag ik in juli 2010 tussen de toeristen in een ziekenhuisbed in Tenerife. Ik had een hersenvliesontsteking. En dat terwijl het EK twee weken later in Boedapest startte. Dat kon ik wel vergeten.
Ik heb acht weken lang niet gezwommen. Van mijn conditie en spiermassa was weinig over. Toch treurde ik niet lang. Al snel realiseerde ik dat vragen als ‘waarom overkomt mij dit?’ me niet verder hielpen. Liever wilde ik zo snel mogelijk het ziekenhuis uit. Weer beter worden. Drie maanden na mijn opname was ik weer in topvorm.
Een blessure, ziekte, een nieuwe coach: als topsporter weet je als geen ander dat alles constant verandert. Verandering is de enige zekerheid in het leven. Het is voor jezelf een stuk makkelijker als je een manier vindt om ermee om te gaan. Ook al is dat niet altijd even leuk.
Ik zie het als ambassadeur van Missie H2 ook: mensen vinden de duurzaamheidstransitie spannend. Maar net zoals een topsporter niet zonder de hulp van een coach of teamgenoten kan, geldt het ook voor de transitie: we hoeven het niet alleen te doen. Missie H2 past daarom goed bij me. Ik vind het mooi om mensen en bedrijven te verbinden. Als oud-topsporter, maar ook als een individu die duurzamer wil leven. Zo stond ik op de World Hydrogen Summit 2023 in Ahoy. Verder reik ik regelmatig de Waterstofmedaille uit en ik geef zo’n twee keer per maand presentaties aan bedrijven. Die gaan de ene keer over waterstof, de andere keer over mijn carrière en de lessen die ik heb geleerd. Als ik met mijn positieve energie kan meehelpen om Nederland hét Waterstofland te maken, dan is mijn missie geslaagd.’
Carel-Jan Van Kooten is business development manager waterstof bij tankopslagbedrijf Vopak. Hij is sinds vier maanden ambassadeur voor Missie H2.
‘Waterstof? Tot afgelopen januari wist ik er amper iets van. Ik kende het alleen uit kranten en van de scheikundelessen op de middelbare school. Dat is nu wel anders. Ik vind het een prachtig product. Het is een energiebron van de toekomst: eindeloos beschikbaar en CO2-neutraal als je het duurzaam opwekt. In mijn werk verbind ik producenten en afnemers om een supplychain op te zetten. Ook zorg ik ervoor dat we import- en exportterminals in binnen- en buitenland gaan bouwen.
De energietransitie vond ik altijd al belangrijk. Zeker als vader van drie dochters wil ik een betere wereld achterlaten. Sinds ik met waterstof werk, ben ik me ook bewuster van de mogelijkheden. Maar ook van de uitdagingen die er zijn. Voor sommigen gaat de transitie niet snel genoeg. Ik snap dat wel: ik ben zelf ook vrij ongeduldig. Het proces is helaas niet te versnellen met een druk op een knop. Deze overgang kost tijd. Gelukkig zijn er al veel goede initiatieven en Missie H2 geeft ze een podium. Kijk maar eens naar de Waterstofkaart op de website. Het is waanzinnig om onderdeel te zijn van de energietransitie en deze missie.’
Herbert Colmer is programmamanager bij Missie H2-partner Groningen Seaports. Hij is medeverantwoordelijk voor de verbindende energiesystemen in het havengebied van Groningen Seaports van stoom, perslucht, maar ook waterstof.
‘In 2017 hadden we bij Groningen Seaports als een van de eersten in Nederland een waterstofauto. Als ik de kans had, reed ik met klanten, waterstofproducenten, vergunningverleners of andere partners rond. Waterstof werd acht jaar geleden nog gezien als iets gevaarlijks. Vaak belandde ik in een discussie hierover. ‘Voelde je je net onveilig in de auto?’, vroeg ik dan. Het antwoord was ‘nee’. Ik liet ze vervolgens zien hoe de waterstoftechniek in de auto werkt: de transportleidingen, de opslag en de waterstoftank. Dat hielp. De auto nam de bezwaren weg, omdat het zo’n herkenbaar en vertrouwd product is.
Tegenwoordig sta ik niet meer voorovergebogen over een auto. Het acceptatieniveau is hoog. Bij Groningen Seaports leggen we al complexe waterstofnetwerken aan in onze regio. In 2014 startten we hiermee. Puur toevallig. Een bedrijf in de buurt had een reststroom waterstof. Tegelijkertijd experimenteerde het ov-bureau Groningen-Drenthe met duurzamer vervoer. Ze wilden bussen laten rijden op de reststroom waterstof. Ze vroegen ons om een verbindend leidingsysteem aan te leggen tussen de bron en een tankstation. Er was alleen één probleem: het was nog nooit gedaan.
Het bleek een uitdaging. Niet alleen om waterstof naar de openbare ruimte te brengen, maar ook om de juiste techniek te kiezen. Op een chemieterrein gebruiken we stalen leidingen boven de grond. In de openbare ruimte willen we die leidingen onder de grond. Daar liggen ze veiliger, omdat niemand erbij kan. Bovendien is een constructie bovengronds kostbaar. Uiteindelijk vonden we een oplossing toen we onze industriebril afzetten. We gingen terug naar de basis: welke transportsystemen worden al bij andere energievormen gebruikt? Het antwoord was eenvoudiger dan gedacht: kunststofleidingen, specifiek HDPE. Ook testen van onderzoeksinstituut Kiwa bevestigden dit. HDPE is veilig voor het transport van waterstof.
Onze vondst bleek revolutionair. We hadden tegen alle verwachtingen in bewezen dat kunststofbuizen werken voor het transport van waterstof. Bovendien vonden we een manier om de transportkosten te drukken. Na dit project zetten we met Groningen Seaports vol in op waterstof. Sterker, we hebben samen met industriepartners systemen ontwikkeld die ook waterstof onder hoge druk kunnen transporteren. 'Die gaan een grote rol spelen bij het koppelen van bedrijven aan het toekomstige nationale waterstofnetwerk van Gasunie.’
Marit Bouwmeester (35) behoort al twintig jaar tot de top van de internationale zeilsport. De gouden olympiër weet als geen ander hoe je langetermijndoelen stelt én haalt.
‘De truc is om jezelf continu te verbeteren. In de boot, maar ook daarbuiten. En om dat niet alleen te willen doen. Ik heb mensen om me heen die ik blind vertrouw. Samen met hen bepaal ik hoe een toekomstig olympisch kampioen eruitziet. Maar ze geven mij ook tegengas.
Eerlijkheid waardeer ik enorm. Dat is iets wat ik leerde na mijn zilveren medaille in Londen in 2012. Mijn team gaf toen aan dat ik te veel had getraind en dingen anders had moeten doen. Ik vond dat zo vervelend om te horen. Sindsdien vraag ik iedereen eerlijk tegen me te zijn, ook al is de boodschap niet leuk. Als je daarvoor openstaat, kun je jezelf verbeteren. Met aardig zijn kom je er niet.
De afgelopen jaren heb ik ook de waarde van positiviteit geleerd. Na de gouden plak in Rio in 2016 wilde ik niet horen hoe goed ik was. Ik wilde door, en weten wat er beter moest. Dat heb ik geweten: mijn broer - toen mijn coach - vertelde me elke dag wat anders kon. Dat had ik ‘m gevraagd te doen. Na een maand wilde ik mijn boot verkopen en stoppen: ik was toch niet goed genoeg. Toen zag ik pas in hoe veel kracht ik kan halen uit positief zijn. Dat gevoel is het afgelopen jaar versterkt, na de geboorte van mijn dochter Jessie.
De combinatie van topsport en een kind is soms best een uitdaging. Ik houd het daarom graag luchtig. De focus ligt nog meer dan voorheen op wat ik wél kan. Natuurlijk ga ik aan de slag met de verbeterpunten, maar ik sta ook vaker stil bij mijn progressie. Een bepaald PR die ik in de gym haal, een moeilijk onderdeel op het water dat ik beheers: de successen zitten ‘m in de kleinere dingen.
Dat stilstaan bij je voortgang heb je ook nodig om gemotiveerd te blijven. Die parallel zie ik ook bij Missie H2. Je wordt niet in één dag olympisch kampioen, net als dat je niet in één dag de energietransitie realiseert. Dat is jaren achter elkaar het juiste doen. Je acties aanpassen aan je ambities. En dus ook je successen vieren. Samen, met je team. Want als alleen het eindresultaat telt, ben je zo twintig tot dertig jaar verder. En daar is heel veel motivatie voor nodig…’
Marc van der Linden is Director Business Development bij Gasunie. Samen met zijn collega’s rolt hij tot 2030 en later het waterstofnetwerk in Nederland en de rest van Europa uit.
‘Eind oktober zijn we gestart met de bouw van de eerste 30 kilometer van ons grootschalig waterstofnetwerk in Nederland. Rotterdam heeft de primeur. En dat de havenstad de eerste locatie is, vind ik bijzonder om meerdere redenen. Sowieso omdat we daar alles voor de eerste keer moeten doen: van het opstellen van de transportcontracten tot het samenwerken met Missie H2-partner Shell. Zij bouwen nabij Rotterdam op de Noordzee een waterstofcentrale.
De havenstad is ook een symbolische plek. Het is een van de locaties waarvandaan we in de toekomst waterstof over de de rest van het land én Europa verspreiden: geïmporteerd vanuit andere landen of dus zelf geproduceerd op land en zee. Om de waterstof te vervoeren, verbinden we de komende jaren belangrijke industriële clusters in Nederland en België met elkaar. Na Rotterdam volgen alle industrieclusters in Nederland, de grenspunten naar onder andere het Ruhrgebied en de waterstofopslag in Zuidwending. Later bouwen we offshore netwerken: op zee.
Zo’n netwerk aanleggen doen we niet zomaar. Het mooie aan mijn vak is dat we een route uitstippelen voor iets wat pas over 10 jaar écht gaat leven. Het aantal variabelen waar mijn collega’s en ik rekening mee moeten houden is groot. Zo moeten we onderzoeken welke leidingen we kunnen hergebruiken en welke vergunningen er nodig zijn. Bovendien is het maar de vraag wat de energiemarkten gaan doen. Het is een grote puzzel. Maar ik houd er wel van om die op te lossen.
Onze plannen moeten uiteindelijk robuust genoeg zijn dat ze duurzaamheid, betaalbaarheid en betrouwbaarheid garanderen. Flexibiliteit is ook belangrijk. We weten dat we dingen onderweg moeten aanpassen. In dit vak geldt één zekerheid: niets is 100 procent voorspelbaar.’